Wet arbeid en zorg art. 3:17 ( tekst 2015)
3:17 Het begrip zelfstandige en beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst
Begripsbepalingen 1 Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder:
  • a. beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst: de werknemer, bedoeld in artikel 1:1, onderdeel b , die op grond van artikel 6, eerste lid, onderdeel c, van de Ziektewet , geen werknemer in de zin van die wetis;
  • b. zelfstandige: de persoon die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet , nog niet heeft bereikt, die:
    • 1°. in Nederland woont en die winst uit onderneming geniet, tenzij hij de onderneming niet voor eigen rekening feitelijk drijft;
    • 2°. niet in Nederland woont en die belastbare winst uit onderneming geniet als bedoeld in afdeling 7.2, van de Wet inkomstenbelasting 2001, tenzij hij de onderneming niet voor eigen rekening feitelijk drijft;
    • 3°. anders dan uit dienstbetrekking inkomsten uit tegenwoordige arbeid geniet;
    • 4°. anders dan in dienstbetrekking arbeid verricht ten behoeve van een lichaam waarin hij een aanmerkelijk belang heeft;
    • 5°. directeur-grootaandeelhouder is en het werk tot stand brengt uitsluitend voor rekening en risico van de onderneming van de rechtspersoon waarvan hij directeur-grootaandeelhouder is;
    • 6°. anders dan in dienstbetrekking of als zelfstandige als bedoeld in de onderdelen 1° tot en met 5° meewerkt in de onderneming van een echtgenoot of geregistreerde partner;
  • c. winst uit onderneming: de belastbare winst uit onderneming, bedoeld in paragraaf 3.2.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001, vermeerderd met de ondernemersaftrek, bedoeld in paragraaf 3.2.4 van die wet, en de MKB-winstvrijstelling, bedoeld in paragraaf 3.2.5, van die wet;
  • d. dienstbetrekking: een dienstbetrekking in de zin van de Ziektewet;
  • e. aanmerkelijk belang: aanmerkelijk belang als bedoeld in hoofdstuk 4 van de Wet inkomstenbelasting 2001;
  • f. inkomsten uit tegenwoordige arbeid: het gezamenlijke bedrag van:
2 Door Onze Minister worden, in overeenstemming met Onze Minister van Financiėn, regels gesteld omtrent hetgeen onder directeur-grootaandeelhouder als bedoeld in het eerste lid onderdeel 5°, wordt verstaan.